Simons: vervroegde machtsoverdracht Bouterse aan Santokhi leidde tot korte overgangsperiode

President Jennifer Simons benadrukt dat Suriname dringend behoefte heeft aan een wettelijke overdrachtsregeling tussen vertrekkende en aantredende presidenten. Zij wijst erop dat in 2020 president Desi Bouterse de macht al op 16 juli overdroeg aan zijn opvolger Chan Santokhi, terwijl zijn grondwettelijke termijn officieel pas op 12 augustus 2020 afliep.
Deze vervroegde overdracht zorgde volgens haar voor praktische problemen en leidde tot een ongekend korte overgangsperiode, waardoor er nauwelijks tijd was om dossiers en beleid zorgvuldig over te dragen.
In het radioprogramma Bakana Tori op LIM FM legde Simons uit dat zij slechts zeven tot acht dagen de tijd had om met haar coalitiepartners en vertrekkende ministers te overleggen. “Normaal is er een maand tussen de verkiezing en de beëdiging van de president. Nu was het technisch gezien tien dagen, waarvan de dag van de beëdiging zelf eigenlijk een soort feestdag is. Je houdt dus nauwelijks tijd over om afspraken te maken,” aldus de president.
Simons benadrukte dat sommige ministeries wel goede overdrachtsdocumenten hadden voorbereid, maar dat er in de meeste gevallen geen gestructureerde overdracht plaatsvond. “Het is echt belangrijk om een verplichte overdrachtsregeling wettelijk vast te leggen. Anders verlies je een maand of zelfs twee maanden om te begrijpen wat er gaande is op je ministeries,” zei ze.
Terugblikkend verwees Simons naar 2010, toen Desi Bouterse tot president werd gekozen. “Ik was toen voorzitter van DNA en we hebben een kantoor voor hem gehuurd waar hij de hele maand kon werken en ministers kon polsen.”
Volgens Simons toont dit nogmaals aan dat duidelijke wettelijke afspraken over de overdracht van de macht onmisbaar zijn. “Het mag niet afhangen van willekeur of politieke omstandigheden. De volgende regering moet verzekerd zijn van een vaste, transparante overgangsperiode,” aldus de president.
Over de reden van de vervroegde overdracht in 2020 bestaan tot op heden tegenstrijdige verklaringen. Volgens sommigen wilde de regering-Bouterse de salarissen voor juli 2020 niet meer betalen. Anderen menen dat het te maken had met de druk van internationale schuldeisers en banken, die geen geld meer wilden lenen aan de vertrekkende regering. Ook is er gesuggereerd dat de snelle overdracht samenhing met de oplopende spanning rond de begrotingscrisis en de verslechterde liquiditeitspositie van de staat.