President beslist alleen over gratie, na advies rechter

Volgens artikel 109 van de Grondwet van de Republiek Suriname heeft alleen de president het recht om gratie te verlenen voor straffen die door een rechter zijn opgelegd. Dit recht mag echter pas worden uitgeoefend na advies van de rechter die het vonnis heeft gewezen. De bepaling staat opnieuw in de schijnwerpers na het recente gratieverzoek van advocaat Irvin Kanhai voor de veroordeelden in het Decemberstrafproces.
De discussie over het recht op gratie is in Suriname opnieuw opgelaaid nadat advocaat Kanhai onlangs aan president Simons een officieel verzoek heeft gericht om vier veroordeelden uit het Decemberstrafproces gratie te verlenen. Het gaat om Ernst Gefferie, Benny Brondenstein, Stephanus Dendoe en de voortvluchtige Iwan Dijksteel.
Kanhai stelt dat zijn cliënten ‘onterecht’ zijn veroordeeld en beroept zich op menselijkheid en rechtvaardigheid. Hij zei tijdens een herdenkingsdienst “A tribute to Desi Bouterse”, dat “het tijd is dat verzoening ook in de rechtspraak zichtbaar wordt.”
President Simons verklaarde echter dat zij geen officieel gratieverzoek heeft ontvangen. Daarmee is onduidelijk of het verzoek formeel in behandeling is genomen door het Kabinet van de President.

Dit betekent dat de president niet op eigen initiatief of op politieke druk kan beslissen over gratie. Eerst moet advies worden ingewonnen bij de rechter die het vonnis heeft uitgesproken. Pas daarna kan de president, op basis van dat advies en de aanbevelingen van de Gratiecommissie en de procureur-generaal, besluiten of gratie wordt verleend.
Volgens advocaat Gerard Spong moet president Simons bij de behandeling van een eventueel gratieverzoek voor de veroordeelden in het Decemberstrafproces rekening houden met de internationale rechtsnormen. Spong zei in het programma ABC Actueel dat Suriname weliswaar een wettelijke bepaling kent die de president de bevoegdheid geeft om over gratie te beslissen, maar dat dit altijd moet gebeuren binnen het kader van de democratische rechtsstaat. Een rechter behoudt volgens hem bovendien te allen tijde de bevoegdheid om een verleende gratie te toetsen.
Spong zegt zich daarom niet al te veel zorgen te maken over het lopende verzoek. Over de indiening ervan door advocaat Kanhai merkt hij op dat er mogelijk tuchtrechtelijke consequenties kunnen volgen als blijkt dat Kanhai het verzoek heeft ingediend zonder instemming van de betrokken veroordeelden. De drie gevangenen hebben zich intussen publiekelijk gedistantieerd van het verzoek.