Minister Monorath scherpt beleid aan: recidivisten niet zomaar vrij

Minister Harish Monorath van Justitie en Politie (Juspol) zegt dat recidivisten voortaan niet meer automatisch in aanmerking komen voor voorwaardelijke invrijheidstelling. Voor aanvang van de wekelijkse vergadering van de Raad van Ministers maakte hij duidelijk dat hij sinds zijn aantreden wordt geconfronteerd met ernstige knelpunten in het huidige systeem.
Momenteel liggen er meer dan honderd verzoeken tot vervroegde vrijlating op zijn bureau, waarvan hij er zestien persoonlijk heeft afgewezen. “In één van de gevallen gaat het om een recidivist met elf vonnissen, waarvan acht voor diefstal. Andere gevallen betreffen zware mishandeling met voorbedachte rade, gekwalificeerde diefstal en beroving. Eén persoon is viermaal veroordeeld voor diefstal met geweld en drie jaar geleden nog voor poging tot verkrachting,” lichtte Monorath toe.
De minister kondigde aan dat er nieuwe wetgeving wordt voorbereid om herhaling van dit soort situaties te voorkomen. “Recidivisten die herhaaldelijk dezelfde delicten plegen, komen niet langer automatisch in aanmerking voor vervroegde vrijlating. Dit ministerie werkt voor de hele samenleving, niet voor een kleine groep,” aldus Monorath.
Gratie
Volgens de bewindsman maken deze gevallen pijnlijk duidelijk hoe zwak het resocialisatieprogramma momenteel is. Daarom zal er fors worden geïnvesteerd om het traject te verbeteren. Monorath benadrukte ook het verschil tussen gratie en voorwaardelijke invrijheidstelling.
“Gratie wordt slechts in uitzonderlijke gevallen verleend, bijvoorbeeld bij het 50-jarig jubileum van de onafhankelijkheid. Voorwaardelijke invrijheidstelling is een juridisch recht, mits aan de voorwaarden wordt voldaan.”
De minister liet weten dat in het verleden te gemakkelijk goedkeuring werd gegeven voor vervroegde vrijlating, maar dat dit onder zijn bewind niet meer zal gebeuren. Volgens de huidige regeling kunnen gedetineerden die twee derde van hun straf hebben uitgezeten en zich goed hebben gedragen een verzoek indienen, dat door het Openbaar Ministerie wordt beoordeeld op gedrag, risico’s en achtergrond, en dat ook verantwoordelijk is voor de uitvoering.