Hof bevestigt rechtmatigheid vervolging Hoefdraad — civiele claim afgewezen

In een beslissende uitspraak heeft het Hof van Justitie voormalig minister van Financiën Gillmore Hoefdraad niet-ontvankelijk verklaard in zijn civiele procedure tegen de Staat Suriname, De Nationale Assemblee (DNA) en het Openbaar Ministerie. Daarmee is officieel erkend dat zijn in-staat-van-beschuldigingstelling door DNA juridisch houdbaar was.
Hoefdraad had geprobeerd via civiele weg vast te laten stellen dat zijn vervolging onrechtmatig was, mede omdat hij betwistte dat het parlement in de zittingsperiode 2020–2025 daartoe bevoegd zou zijn geweest. De verdediging voerde aan dat eerder, tijdens het parlement 2015–2020, al besloten was hem niet te vervolgen, en dat een herziening alleen mogelijk zou zijn bij nieuwe feiten — waarvan volgens hen geen sprake was.
De kamer van vijf rechters van het Hof oordeelde evenwel dat DNA wél op correcte wijze heeft gehandeld, en dat de procedure om hem in staat van beschuldiging te stellen een noodzakelijke voorwaarde is voor strafvervolging door het OM.
Hoefdraad, sinds juli 2020 voortvluchtig, en vertegenwoordigd door raadsman Murwin Dubois, had verder gewezen op de beslissing van Interpol om hem van de internationale opsporingslijst te schrappen. In die beslissing wordt gesteld dat de vervolging politiek gemotiveerd zou zijn, wat Suriname verboden zou hebben gebruik te maken van Interpol-kanalen in de zaak.
Deze uitspraak heeft directe consequenties voor de voortgang van de strafzaak in hoger beroep, waarin Hoefdraad eerder bij verstek werd veroordeeld — samen met onder andere voormalig CBvS-governor Robert van Trikt, juridisch directeur Faranaaz Hausil, zakenpartner Ashween Angnoe en voormalig directeur van de Surinaamse Postspaarbank Ginmardo Kromosoeto. Alle veroordeelden tekenden beroep aan.
Achtergrond en implicaties
In december 2021 werd Hoefdraad in eerste aanleg veroordeeld tot 12 jaar gevangenisstraf en een boete van SRD 500.000.
De civiele procedure diende onder meer om grenzen aan de parlementaire bevoegdheid en de rechtsgeldigheid van het ‘in-staat-van-beschuldigingstelling’-instrument te laten toetsen.