SERIEUS!? / Ivan Cairo
In het kamp van de NDP en onder de Boutisten wordt het strafproces over de levensberovingen van 8 december 1982 in Fort Zeelandia nog altijd met het grootste gemak bestempeld als een ‘politiek proces’. Dat probeert men al decennialang de Surinaamse samenleving én de wereld wijs te maken. Gelukkig tevergeefs.
Tegelijkertijd weigert men hardnekkig om deze levensberovingen te benoemen en te kwalificeren als wat ze werkelijk zijn: politieke moorden. Voor mij zijn het ordinaire, platte moorden op politieke tegenstanders – of op zijn minst op politiek andersdenkenden.
“Zo’n stap kan alleen geloofwaardig zijn als die gepaard gaat met een publieke spijtbetuiging van de veroordeelden zelf, gericht aan de nabestaanden en aan de Surinaamse samenleving”
Trouwens, met het woord ‘Decembermoorden’ moet je bij de NDP en de Boutisten trouwens niet komen. Bij hen heet het de ‘Decembergebeurtenissen’. De slachtoffers zijn niet doodgeschoten – ach nee, ‘ze zijn gebeurd’. Daardoor zijn ze, volgens die redenering, om het leven gekomen. Misschien kunnen de voorstanders van die term eens een petitie indienen bij de Nederlandse Taalunie, de samensteller van ‘Het Groene Boekje’, om hún definitie van ‘gebeuren’ en ‘gebeurtenis’ in dit woordenboek te laten opnemen.
Echter, voor mij is het glashelder. De vijftien mannen zijn niet door een zuchtje wind omvergeblazen en daardoor overleden. Nee, ze zijn neergeschoten door anderen die – al dan niet in opdracht van hun superieuren – mitrailleurs en pistolen op hen richtten en de trekkers hebben overgehaald.
Maar waar ik het eigenlijk over wil hebben, is de hachelijke positie waarin president Jenny Simons is gemanoeuvreerd door het gratieverzoek voor de vier nog in leven zijnde veroordeelden in de Decembermoordenzaak, dat ruim een maand geleden op haar bureau is beland. De situatie waarin zij straks een besluit moet nemen, is een spagaat van ongekende proporties. Wat zal ze doen? Wat kan ze doen? Wat mag ze doen? Wat moet ze doen?
Het verzoek aan president Simons om gratie te verlenen aan de veroordeelden van de Decembermoorden heeft de Surinaamse samenleving opnieuw in beroering gebracht. De mannen, inmiddels hoogbejaard en broos, zitten nu bijna een jaar gevangen en kampen met ernstige gezondheidsproblemen. Sommige mensen pleiten daarom voor clementie, uit medemenselijkheid. Natuurlijk kan dat. De president is daartoe bevoegd. Maar de vraag is niet alleen of het kán, maar vooral of het hóórt.
De Decembermoorden waren geen gewone misdrijven. Vijftien weerloze politieke tegenstanders werden in 1982 gemarteld en geëxecuteerd door mensen die toen de politieke macht hadden. Het waren daden van staatsgeweld – een grove schending van mensenrechten – en van de fundamenten van de rechtstaat. Gratieverlening aan de daders zou daarom meer zijn dan een juridisch gebaar: het zou symbool staan voor vergeving zonder verantwoordelijkheid.
Dat is precies waarom president Simons voorzichtig moet zijn. Een besluit tot gratie zou het beeld bevestigen dat machthebbers elkaar uiteindelijk altijd beschermen. Het zou het vertrouwen in de rechtspraak verder aantasten en de wonden van de nabestaanden opnieuw openrijten.
Toch pleit ik niet voor hardvochtigheid. De samenleving vraagt niet om wraak, maar om erkenning. Erkenning van het onrecht en van het leed dat generaties lang heeft doorgewerkt.
Echter, menselijkheid mag niet ontbreken. De veroordeelden zijn oud, ziek en sterven wellicht achter tralies. Daarom is in mijn ogen humanitaire vrijlating een verstandige middenweg: geen uitwissing van schuld, maar een daad van barmhartigheid die de waardigheid van alle betrokkenen bewaart.
Humanitaire vrijlating – op medische gronden en onder strikte voorwaarden – biedt een evenwicht tussen compassie en recht. Dat is de weg die ik president Simons zou adviseren, nadat zij eerst in overleg is getreden met de nabestaanden van de slachtoffers. De veroordeling blijft staan; de geschiedenis wordt niet herschreven. Echter, zo’n stap kan alleen geloofwaardig zijn als die gepaard gaat met een publieke spijtbetuiging van de veroordeelden zelf, gericht aan de nabestaanden en aan de Surinaamse samenleving.
Daarnaast rust er een morele plicht op de staat Suriname. De regering zou een officiële verklaring moeten afleggen waarin zij de slachtoffers rehabiliteert en erkent dat zij onterecht als landverraders en collaborateurs van buitenlandse mogendheden zijn weggezet. Alleen door waarheid te spreken en verantwoordelijkheid te nemen kan de samenleving helen.
President Simons staat voor een historische keuze. Geen gratie die schuld wist, maar gerechtigheid die ruimte laat voor menselijkheid. Niet vergeten, niet vergoelijken, maar eindelijk erkennen wat nooit werd erkend.
ivancairo@yahoo.com
- Minister Misiekaba evalueert AFD-project ..
- Limburg: We hebben geen andere keus dan de NDP te versterke…..
- Imagoschade SBB..
- Hercontrole bij restaurant legt ernstige overtredingen bloo…..
- Minister Misiekaba opent One Health-workshop over vogelgrie…..
- Bordo opnieuw veroordeeld tot acht jaar cel in Frankrijk..
- Waterkant tijdelijke afgesloten vanwege werkzaamheden..
- Buitengewone AVA Staatsolie op het laatste moment afgeblaze…..
- Inheems dorp Bigi Poika ontvangt certificaat voor vijf jaar…..
- Soenil Bahadoer kookt de Michelin-sterren van de hemel..
- Kanhai dient gratieverzoek in voor Decemberveroordeelden bi…..
- Ierse ambassadeur op kennismakingsbezoek bij minister Abiam…..
- Stichting 8 December 1982: Gratie voor onrecht is ondenkbaa…..
- Minister Wijnerman ontheft directeur Financiën Parohi na 35…..
- SANTOKHI BLIKT VOORUIT..
- Plannen besteding USD 20 miljoen voor natuurbehoud in volle…..
- Politieke medeverantwoordelijk — Terwijl het gras doorgroei…..
- Adhin eert Bouterse bij 80ste geboortedag: “Zijn idealen bl…..
- President moedigt jongeren aan zelfstandig en ondernemend t…..
- Simons bij aanbieding geloofsbrieven: Suriname heeft iets t…..
- Vier ambassadeurs bieden geloofsbrieven aan president Simon…..