Goudwinning en de prijs van vooruitgang

DE GOUDSECTOR VORMT al jaren een belangrijke bron van inkomsten voor Suriname. Maar achter de economische voordelen schuilt een groeiend milieuprobleem dat het land dreigt duur te komen staan. De recente strategische bijeenkomst tussen de Nationale Milieu Autoriteit (NMA) en drie ministeries maakt duidelijk dat de overheid de ernst van de situatie erkent. Het gebruik van gevaarlijke stoffen zoals Jin Chan, naast het al beruchte kwik, veroorzaakt ingrijpende schade aan water, bodem en biodiversiteit. Bovendien zijn de effecten op de gezondheid van bewoners in het binnenland verre van tijdelijk; ze kunnen generaties lang doorwerken.

Het overleg resulteerde in de belofte tot een integrale aanpak en de oprichting van een interministeriële werkgroep. Dit is een belangrijke eerste stap, maar de uitdaging ligt in de uitvoering. Te vaak in de Surinaamse context blijft beleid steken in overleg en papier. Wat nodig is, zijn concrete, afdwingbare maatregelen.

Een eerste aanbeveling is het ontwikkelen van een streng vergunningensysteem waarbij gebruik van chemicaliën als Jin Chan en kwik niet alleen geregistreerd, maar ook gecontroleerd wordt. Zonder heldere regels en effectieve inspecties blijven afspraken vrijblijvend. Daarbij hoort het instellen van sancties voor illegale toepassing, gekoppeld aan gerichte opsporing.

Daarnaast moet de overheid investeren in alternatieve technieken voor goudwinning die minder schadelijk zijn voor mens en milieu. Er bestaan internationale methoden, zoals gravitatieconcentratie en milieuvriendelijke extractiemiddelen, die economische opbrengsten niet in de weg hoeven te staan. Door samenwerking met universiteiten en onderzoeksinstituten kan dit potentieel verder worden ontsloten.

Cruciaal is ook de betrokkenheid van lokale gemeenschappen. Zij ondervinden de directe gevolgen van vervuiling, maar worden vaak onvoldoende gehoord. Transparante communicatie, educatie en participatie in toezicht kunnen leiden tot meer draagvlak en betere naleving. Een model waarin gemeenschappen zelf bijdragen aan monitoring zou de effectiviteit aanzienlijk vergroten.

Tot slot moet de regering niet schromen internationale hulp in te schakelen. Financiële en technische ondersteuning vanuit multilaterale organisaties kan de capaciteit versterken en de overgang naar duurzame mijnbouw versnellen.

De boodschap is helder: economische groei mag niet ten koste gaan van de leefbaarheid van toekomstige generaties. De afspraken tussen de NMA en de ministeries zijn hoopgevend, maar alleen als ze worden vertaald in zichtbare daden. Suriname staat op een kruispunt: kiest het land voor kortetermijnwinst of voor een duurzame toekomst waarin natuur, mens en economie in balans zijn?